Educatie
Leer alles over de economie
Julius Caesar (100-44 v.Chr.) staat vooral bekend om de oorlogen die hij voerde, de politieke vijanden die hij versloeg en de manier waarop hij aan zijn einde kwam: door 23 messteken van zijn tegenstanders. Minder bekend is dat hij tegen het einde van zijn leven de rijkste man in het Romeinse Rijk was.
Voor het zover was probeerde hij - zoals iedere rechtgeaarde Romein van goede komaf - politiek carrière te maken en vooral ook veel geld te vergaren. Met geld kon je immers soldaten, macht en invloed kopen in het corrupte Rome. Vóór 61 v.Chr. deed hij dit redelijk onopvallend, waarbij hij zich ook diep in de schulden stak, maar daarna kwam hij steeds meer in de schijnwerpers van het Romeinse politieke toneel te staan.
Het ontbrak Caesar in ieder geval niet aan ambitie, en in 59 v.Chr. werd hij tot consul verkozen. Als consul was je de opperbaas, maar je bekleedde deze positie maar voor één jaar. Nadat zijn termijn afliep kreeg hij de leiding over de Romeinse provincies Gallië en Illyrië (de Balkan). De Romeinse provincie Gallië besloeg alleen Zuid-Frankrijk, maar het niet-veroverde deel van Gallië strekte zich uit over de rest van Frankrijk, België en Luxemburg. Gallië werd bewoond door tientallen Keltische stammen die goed georganiseerd en rijk waren. Ze woonden in welvarende steden, dreven handel met de Romeinen en sloegen zilveren en gouden munten.
Caesar had de beschikking over vier legioenen, in totaal ongeveer 20.000 soldaten. Hiermee wist hij tussen 58 en 50 v.Chr. bijna geheel Gallië te veroveren, waardoor de grens van het Romeinse Rijk van Zuid-Frankrijk flink naar het noorden verschoof, helemaal tot aan de Rijn. Waarschijnlijk heeft Caesar ook in het huidige Nederland rondgelopen.
Caesar beschreef de invasie als een preventieve en defensieve actie, maar moderne historici zijn het erover eens dat hij de oorlogen vooral ook voerde om zijn politieke carrière een impuls te geven en zijn schulden af te betalen. Toch was de verovering ook van militair belang, omdat hierdoor een einde kwam aan de aanvallen van Keltische stammen op Romeins gebied. Om iedere Romein te laten weten dat hij de Kelten in Gallië had onderworpen, liet hij munten slaan waarop dit te zien was.
Munten zijn in eerste instantie natuurlijk geslagen om mee te betalen, maar ze waren ook een belangrijk middel om politieke boodschappen te verspreiden. Munten fungeerden als een echt massamedium. Er werden enorme aantallen van geslagen en veel mensen kregen ze te zien. Met zijn munten probeerde Caesar de publieke opinie in zijn voordeel te beïnvloeden, wat soms ook noodzakelijk was. Hij had namelijk zoveel geweld gebruikt in Gallië dat zijn politieke vijanden hem wilden vervolgen voor oorlogsmisdaden. In ieder geval heeft hij, naar eigen zeggen(!), honderdduizenden mensen afgeslacht, zonder daarbij onderscheid te maken tussen mannen, vrouwen of kinderen.
Na de verovering van Gallië keerde Caesar terug naar Italië, waar hij na een burgeroorlog in 45 v.Chr. werd uitgeroepen tot ‘Dictator voor het leven’ en zo de absolute macht in handen kreeg. Dit was nog nooit eerder vertoond in Rome. Hij liet ook als eerste Romein tijdens zijn leven zijn eigen portret op munten zetten. Deze ongehoorde acties en de enorme macht van Caesar waren een doorn in het oog van zijn tegenstanders, die een complot tegen hem smeedden. Op de ochtend van de Idus (de 15de) van Maart verzamelden tientallen samenzweerders zich en begonnen op Caesar in te steken tot hij dood was.
Rijkdom
Na zijn dood werd het privévermogen van Caesar geschat op 100 miljoen denarii. De Romeinse elite was al stinkend rijk, maar deze rijkdom viel in het niet bij Caesar’s fortuin. Hij was met afstand de rijkste Romein. Dit was grotendeels te danken aan de acht jaar waarin hij Gallië had geplunderd, waardoor hij ongelooflijk rijk was geworden. Als gevolg van de plunderingen hadden de Kelten niet langer voldoende goud om er munten te slaan. Ook het zilver raakte snel op. Hierna sloegen de Kelten in Gallië alleen nog maar bronzen munten.
Een groot deel van het Gallische goud zette Caesar om in munten waarmee hij zijn soldaten kon betalen. De snelste manier om de soldij uit te betalen, was in gouden munten. Een zilveren munt was 25 keer minder waard dan een gouden exemplaar, dus hoefden er met goud veel minder munten te worden geslagen. Omdat Caesar enorme aantallen gouden munten in omloop bracht, was dit de eerste keer in de Romeinse geschiedenis dat gouden munten een belangrijke rol gingen spelen in het Romeinse betalingsverkeer. Suetonius, Caesar’s biograaf, schrijft dat Caesar zoveel goud had, onder andere door plundering, dat hij niet meer wist wat hij ermee moest doen en het verkocht tegen dumpprijzen. Hierdoor daalde de goudprijs in het hele Romeinse Rijk naar schatting met een derde!
Caesar en zijn opvolgers, de eerste keizers van het Romeinse Rijk, lieten grote aantallen gouden munten slaan, waardoor deze een vast onderdeel van het Romeinse muntstelsel werden. De toevloed van goud zorgde echter ook voor een grote verstoring van de Romeinse goudmarkt. 150 jaar later werd Rome opnieuw overspoeld met goud, toen keizer Trajanus (98-117) het welvarende Dacië (Roemenië) veroverde. Het gevolg was hetzelfde als in Caesar’s tijd: een enorme daling van de goudprijs en verstoring van de economie.